In de bossen bij Nijverdal werd in 1944 verzetsheld Jaap Musch gearresteerd. Anderhalve dag later volgde zijn executie. Wat deed de Amsterdammer van de onderduikbeweging NV in Twente? En welke betekenis had hij voor Joodse weeskinderen? „Jaap was als een vader”, vertellen overlevenden.

Niets herinnert zich op deze gruwelijke episode uit de Nederlandse geschiedenis. De laaghangende zon spiest haar stralen langs de takken van de naaldbomen. Het is stil op het erf, recht tegenover de katholieke begraafplaats aan de Grotestraat. Het houten huisje op het perceel is van Joop en Marianne Staman. Achter hun woning ligt de diepe zandkuil. Het pad eindigt in bosschage.

In de oorlog kon je er doorlopen. Er stonden hier een stuk of zeven huisjes. In meerdere van deze woningen zaten onderduikers. In een van deze huisjes zat oprichter Jaap Musch van is de Nederlandse onderduikorganisatie NV die in de laatste oorlogswinter is gearresteerd. Hij zat ondergedoken met vier joodse meisjes van tussen de 9 en 16 jaar.

Omdat het had gesneeuwd was een bandenspoor te zien op het pad. Dat luidde de arrestatie in.

Over hoe de vijand de onderduikers op het spoor kwam doe verschillende verhalen de ronde. Aannemelijk is dat het een toevallige samenloop van omstandigheden was. De  onderduikers hadden olie nodig voor de kachel. De lokale bakkerszoon Herman Flim stuurde een tankwagen met olie naar het huisje. Flim was een belangrijk persoon binnen de NV. Dezelfde dag had een commandant van het beruchte joden kamp Erica bij Ommen een auto nodig. 

Een kampbewaarder uit Nijverdal wist er één, hij dacht aan Roelf Westra. Een auto was in deze tijd een zeldzaamheid, maar deze handelaar had er eentje. De commandant en de kampbewaarder reden naar het huis aan de Grotestraat. Ze zagen het bandenspoor en volgden het, in de veronderstelling een voertuig te vinden. Ze stuitten op Jaap Musch en de Joodse meisjes.